Schuldenwijzer is een platform dat mensen met schulden een eenvoudig, beveiligd en online inzicht geeft van de eigen schulden en daarbij horende informatie.
Juridisch nieuws
Het hof stelt voorop dat om te kunnen concluderen dat van een tot schorsing van de executie nopende kennelijke misslag sprake is, ten minste is vereist dat dit klaarblijkelijk het geval is; dat wil zeggen dat reeds op het eerste gezicht, dus zonder relevant nader feitelijk of juridisch onderzoek, zonder meer duidelijk is dat een feitelijk of juridisch oordeel in een bepaalde rechtsoverweging of in het dictum onjuist is. Daarvan is volgens het Hof in het onderhavige geval echter geen sprake; reeds omdat de stellingen van appellant in dit verband (slechts) een herhaling vormen van zijn stellingen in de procedure leidend tot het vonnis van 31 januari 2020 en het hof dit vonnis bij arrest van heden (zaaknummer: 200.276.781/01) heeft bekrachtigd.
Deze zaak is een uitvloeisel van een geschil tussen (thans wijlen) eiser en Carigna Investments N.V. (hierna: Carigna). Carigna is veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan eiser. Eiser heeft geprobeerd de uitspraak waarbij Carigna is veroordeeld op vermogensbestanddelen van Carigna te executeren. Dit is hem niet gelukt. In deze procedure moet de vraag worden beantwoord of eiser (thans wijlen) de gedaagden kan aanspreken tot vergoeding van door hem gestelde schade, als gevolg van het uitblijven van betaling door Carigna. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend.
Niet-ontvankelijkheid, hoger beroep instellen binnen veertien dagen na betekening of bekendraken met uitspraak, veroordeling bij verstek, vonnis op tegenspraak (art. 140 lid 3 Rv), toerekening kennis van UBO met uitsluitende zeggenschap aan rechtspersoon. Het is aan Zaphira om voldoende gemotiveerd te stellen dat zij op een bepaald moment bekend is geworden (door betekening of op een andere wijze) met het vonnis. Het hof stelt vast dat Zaphira niet concreet heeft gesteld op welke datum zij bekend werd met het vonnis van 22 januari 2020. Zaphira stelt uitsluitend dat zij niet méér dan veertien dagen voor 10 december 2020 heeft kennisgenomen van de inhoud van het bestreden vonnis, dat zij daarom binnen een redelijke termijn hoger beroep heeft ingesteld en dat zij daarom kan worden ontvangen in hoger beroep. Maar voor het Hof blijft het onduidelijk wanneer en hoe Zaphira zelf precies bekend is geworden met de inhoud van het vonnis. Het had op de weg van Zaphira gelegen om daarover duidelijkheid te verschaffen. Het hof kan bij deze stand van zaken niet vaststellen dat Zaphira met het uitbrengen van de dagvaarding in hoger beroep van 10 december 2020 tijdig in hoger beroep is gekomen.
Verzoekster niet-ontvankelijk in echtscheidingsverzoek; niet tijdige betekening verzoek aan de andere echtgenoot (art. 816 lid 1 Rv.). Artikelen 120 en 121 Rv. lenen zich niet voor overeenkomstige toepassing als, zoals hier, het exploot niet tijdig is uitgebracht. Geen aanleiding om te veronderstellen dat andere echtgenoot anderszins tijdig op de hoogte was van het echtscheidingsverzoek (vgl. HR 01-04-2022: ECLI:NL:HR 2022:481).
Erfrecht. Exploot dagvaarding in hoger beroep is nietig.
Gedaagde verweert dat op het dagvaardingsexploot ten onrechte niet de naam en functie van de deurwaarder en evenmin er een natte handtekening op staat. De kantonrechter constateert dat op de eerste pagina van de dagvaarding een stempel met de voornamen, de naam en het kantooradres van de deurwaarder staat en dat de dagvaarding op de laatste pagina (in kleur) door de deurwaarder is ondertekend. Hiermee voldoet de dagvaarding aan de eisen van artikel 45 lid 2 sub c en lid 5 Rv. Het verweer van gedaagde op dit punt wordt dan ook verworpen door de kantonrechter.
Schade door niet afdragen van loon aan gerechtsdeurwaarder door werkgever? Blijkens de dagvaarding legt persoon A aan de vordering concreet ten grondslag dat rijschool B geen loon aan de gerechtsdeurwaarder heeft afgedragen. Persoon A heeft echter nagelaten om concreet te stellen (en gelet op de gemotiveerde betwisting van rijschool B , te onderbouwen) welke schade hij ten gevolge daarvan heeft geleden. Zijn tijdens de mondelinge behandeling ingenomen standpunt dat het gevorderde bedrag in een door de gerechtsdeurwaarder mogelijk aanhangig te maken verklaringsprocedure ex artikel 477a lid 1 Rv één op één van rijschool B zou zijn gevorderd, heeft niet als een afdoende onderbouwing van de door persoon A geleden schade te gelden. De kantonrechter kan zich voorstellen dat de schade van persoon A zou kunnen bestaan uit doorlopende wettelijke rente en kosten voor de extra door de gerechtsdeurwaarder te verrichten incassohandelingen, maar ter zake daarvan heeft persoon A niets gesteld.
Art. 81 lid 1 RO. Procesrecht. Strafrechtelijk beslag (art. 94a Sv). Geldlening ten behoeve van aankoop onroerend goed. Recht van hypotheek. Conservatoir derdenbeslag op lening (art. 94a lid 2 Sv). Doorverkoop onroerend goed vrij van hypotheken. Doorhaling. Aflossing lening. Aanvullende voorwaarden voor vervangende zekerheidsstelling (art. 118a Sv). Nadeel?
Uitleg van overeenkomst tot uitstel van de tenuitvoerlegging van een onherroepelijk arrest. Strekten de betalingen die de geëxecuteerde op grond van die overeenkomst verrichtte in mindering op hetgeen hij ingevolge het arrest moest voldoen? Dwaling? Bedreiging (art. 3:44 lid 2 BW)? Misbruik van omstandigheden (art. 3:44 lid 4 BW)? Matiging ex art. 6:94 BW? Art. 6:248 lid 2 BW.
Dwangsom. Is sprake van een onmogelijkheid in de zin van artikel 611d Rv?