Gerechtsdeurwaarders zijn ermee bekend dat, indien een voorgenomen ambtshandeling in strijd is met de volkenrechtelijke verplichtingen van de Staat waaronder het naleven van de sanctieregeling die de Europese Unie heeft ingesteld tegen Rusland, daaraan geen opvolging dient te worden gegeven. Bij twijfel wordt, met toepassing van artikel 3a van de gerechtsdeurwaarderswet, navraag gedaan bij de Minister van Justitie.
Het betreffende parket kwam echter met een absolute lijn, om namelijk in het geheel geen stukken door te geleiden naar Rusland of Oekraïne. Dat dus ook als de gerechtsdeurwaarder geen twijfel heeft over strijd met volkenrechtelijke verplichtingen én als de minister heeft geoordeeld dat er geen sprake van strijdigheid is nadat de gerechtsdeurwaarder de twijfel heeft voorgelegd. Die lijn leidt tot het onwenselijke gevolg dat personen met woonplaats Rusland of Oekraïne niet kunnen worden opgeroepen voor een Nederlands gerecht en dat bepaalde ambtshandelingen zoals beslagen of stuitingen geen effect sorteren of niet aankomen bij die personen.
Het bureau van de KBvG heeft daarom contact gezocht met het Ministerie van Justitie, met de vraag of hen iets bekend is over de landelijke afspraken waar het betreffende parket naar verwees. Vanuit het Ministerie van Justitie is vervolgens contact gezocht met het Ministerie van Buitenlandse zaken. Binnen beide ministeries is men intern niet bekend met deze afspraken. Voor wat betreft strafrechtelijke rechtshulpverzoeken gelden overigens mogelijk wel andere afspraken. Het bureau heeft het betreffende parket geïnformeerd en gevraagd ons te willen berichten dat weer medewerking wordt verleend aan gerechtsdeurwaarders die, ten behoeve van een civiele procedure, stukken ter betekening in de Russische Federatie en/of Oekraïne aanbieden.