Ons gesprek vindt digitaal plaats. “Vanwege coronabesmettingen is het soms lastig om een plaatsvervangende rechter te regelen, zeker op korte termijn. In zo’n geval kan een rechter (of een andere partij) de zitting ook vanuit huis online of zelfs telefonisch bijwonen. Dat is echt een verandering die door corona is ingezet, vroeger werd dit nooit gedaan”, vertelt De Vries. Het is binnen de Rechtspraak een onderwerp van gesprek in hoeverre deze mogelijkheid in stand wordt gehouden, er zitten voor- en nadelen aan vast. Hoe stel je bijvoorbeeld vast dat degene die je online spreekt, de juiste persoon is. Aan de andere kant: voor een fysieke zitting hoeft men zich ook niet te legitimeren. Voor de gerechtsdeurwaarders is het bieden van een online mogelijkheid om aan de zitting deel te nemen een interessante ontwikkeling, want voor een tuchtklacht fysiek verschijnen kost soms veel reistijd. Dat is volgens De Vries een van de aspecten die worden meegenomen in het nieuwe beleid hieromtrent.
Hoe wordt een rechter voorzitter van de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders?
De Vries licht toe dat zij ooit heeft gereageerd op een oproep voor belangstellingsregistratie op het intranet van de rechtbank Amsterdam. Zij was toen nog rechtelijk lid van de Accountantskamer. Het tuchtrecht vond zij interessant, eender welke beroepsgroep: “Want je kijkt buiten de deur.” Het leek haar heel interessant om meer ervaring op te doen met executie- en beslagrecht. Een groot voordeel was dat de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders in Amsterdam is gevestigd.
Van oudsher was het de president van de rechtbank Amsterdam die de voorzitter van de Kamer werd. Ook worden er altijd een rechter van de rechtbank Noord-Holland en een rechter van de rechtbank Den Haag gevraagd. Bij vacatures die zij achterlaten wordt er aan het bestuur van die betreffende rechtbanken gevraagd een kandidaat naar voren te schuiven.Wat soms verwarring oplevert, is dat de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders geen onderdeel is van de Rechtbank Amsterdam. Het is een op zichzelf staand tuchtcollege, bij wet in het leven geroepen. Het is alleen fysiek ondergebracht bij de Rechtbank Amsterdam.
Marian de Vries is inmiddels vijf jaar lid van de Kamer van Gerechtsdeurwaarders en wij zijn benieuwd of zij in die vijf jaar een ontwikkeling heeft gezien, op het gebied van tuchtrecht in het algemeen en gerechtsdeurwaarders in het bijzonder, bijvoorbeeld in het soort zaken of het soort klagers.
De grootste ontwikkeling die De Vries heeft meegemaakt heeft betrekking op het heffen van griffierecht sinds een aantal jaren en het feit dat er een proceskostenveroordeling kan worden opgelegd. “Sinds er griffierecht wordt geheven is het aantal zaken enorm gedaald. Voorheen kwamen er ruim 1.200 klachten per jaar binnen. Tegenwoordig is dat aantal ongeveer de helft. De tuchtkamer had verwacht dat de aard van de zaken dan ook zou veranderen; dat er vooral zaken over zouden blijven waar serieus iets aan de hand is, maar uiteindelijk heeft de Kamer niet de indruk dat dat zo is. Wat wel gebeurt, maar dat is altijd al aan de hand geweest, is dat er een periode is waarbij er veel klachten binnenkomen van een specifieke klager. En sinds de invoering van het griffierecht zien we sommige van deze veelklagers niet meer terug. Maar dat zou ook kunnen komen doordat hun problemen toevallig inmiddels zijn opgelost”, vertelt De Vries. Toch zijn er nu ook nog klagers die verschillende keren terugkomen en er dus elke keer € 50,- voor over hebben om een nieuwe klacht in te dienen. De invoering van het griffierecht heeft echter geen invloed gehad op het hoge percentage ongegronde klachten en zaken die bij voorzittersbeslissing worden afgewezen.
De evaluatie van de Gerechtsdeurwaarderswet staat straks weer op de agenda. Biedt de wet voldoende handvatten voor de tuchtrechter?
Eén klein voorbeeld dat De Vries te binnen schiet: Na betaling van het griffierecht wordt een verweerschrift opgevraagd bij de gerechtsdeurwaarder. Vervolgens bekijkt een secretaris de klacht en het verweer en schrijft een concept beslissing of een concept advies en dat gaat naar een van de (plaatsvervangend) voorzitters. Dat kan leiden tot een voorzittersbeslissing waarbij de klacht kennelijk ongegrond of niet ontvankelijk wordt verklaard. Deze procedure staat niet op deze manier in de Gerechtsdeurwaarderswet. Volgens de wet zou een (plaatsvervangend) voorzitter al direct moeten beoordelen of de klacht kennelijk ongegrond of kennelijk niet ontvankelijk is, zonder verweerschrift.
“Toch hanteren we deze manier van werken al jaren, het is ook gesanctioneerd door het gerechtshof, en wij vinden het een heel goede manier van werken, want zonder verweerschrift is eigenlijk nauwelijks vast te stellen of een klacht kennelijk ongegrond of niet ontvankelijk is. Als de Gerechtsdeurwaarderswet toch aangepast wordt, is het wel zo netjes om dit in de wet aan te passen, zodat de wettekst overeenkomt met de praktijk.”
Over wetgeving gesproken: de KBvG heeft al haar regelgeving herijkt en opgenomen in één Gerechtsdeurwaardersverordening. Deze is naar de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders gestuurd met het verzoek om advies te geven. We zijn erg benieuwd of de Kamer ermee kan werken.
Marian de Vries vindt het fijn dat de tuchtrechters input kunnen leveren op de verordening, zodat zij kunnen aangeven of het voor hen werkbaar is. Zij zullen zich niet met de inhoud bemoeien, de KBvG gaat tenslotte over de eigen regels. De tuchtrechters kunnen wel bekijken of de verordening tuchtrechtelijk handhaafbaar is, of alles begrijpelijk is en niet innerlijk tegenstrijdig.
Ten tijde van het interview is er een vacature bij de Kamer. Er zijn bij de KBvG veel reacties op de vacature binnengekomen. Wanneer ben je uit het goede hout gesneden om een rechter voor de Kamer te zijn?
De Vries: “Men moet vooral in staat zijn onafhankelijk en onpartijdig te denken en te oordelen, hoor en wederhoor moet de ‘eerste natuur’ zijn. Daarnaast is het natuurlijk heel belangrijk dat een gerechtsdeurwaarder als lid van de Kamer goed op de hoogte is van de regelgeving van de KBvG en hoe die in de praktijk uitwerkt.
Hoe verloopt de samenwerking tussen de rechters en de gerechtsdeurwaarders-leden van de Kamer?
De gerechtsdeurwaarders-leden van de Kamer hebben onontbeerlijke actuele kennis van de beroepspraktijk. Een rechter is goed in staat om zich een oordeel te vormen op basis van de gepresenteerde casus, maar vaak is de praktische kennis van de gerechtsdeurwaarder over hoe bijvoorbeeld de kantooradministratie is ingericht, heel waardevol. Dat is precies de reden dat gerechtsdeurwaarders ook lid zijn van de Kamer, om die kennis aan te vullen bij de rechters. Marian de Vries heeft zichzelf ook zo veel mogelijk verdiept in de gerechtsdeurwaardersregelgeving, maar begrijpen hoe de regels in de praktijk uitwerken, die kennis komt echt van de gerechtsdeurwaarders. Dat was in de accountantskamer precies hetzelfde. Dat is het bijzondere van het tuchtrecht en die kruisbestuiving is heel waardevol.
Tuchtrecht heeft een bepaald doel voor de leden van een beroepsgroep. Heeft u daar in de vijf jaar dat u bij de tuchtkamer betrokken bent geweest een ontwikkeling in gezien? Is het bijvoorbeeld zo geweest dat gerechtsdeurwaarders minder goede kwaliteit leverden en dat het tuchtrecht eraan heeft bijgedragen dat daarin verbetering is opgetreden? Of is het inherent aan het werk van een gerechtsdeurwaarder dat er altijd klagers zullen zijn?
Dat er altijd klagers zullen zijn, is inherent aan het vak, denkt De Vries. Zij vindt het echter lastig om te bepalen of de afgelopen vijf jaar de kwaliteit van de beroepsgroep vooruit is gegaan vanwege de tuchtuitspraken. Het is een kleine beroepsgroep en het aantal klachten dat wordt ingediend is hoog ten opzichte van het aantal beroepsbeoefenaren. De accountants bijvoorbeeld vormen een grote beroepsgroep en die krijgen slechts enkele tientallen klachten per jaar. Je zou dan kunnen denken: dan zijn accountants dus altijd goed in hun werk en gerechtsdeurwaarders niet, maar die conclusie valt hier niet uit te trekken. De deurwaarder komt overal aan de deur en is zelden de brenger van een plezierige boodschap. In verhouding met het aantal ambtshandelingen en incassohandelingen die gerechtsdeurwaarders per jaar uitvoeren, is het aantal klachten overigens uitermate klein.
“Als een klacht al gegrond wordt verklaard, dan eindigt deze meestal met een waarschuwing. Schorsingen en ontzetting uit het ambt komen gelukkig zelden voor. De marktwerking, jarenlang te lage btag-tarieven en een negatief imago van de beroepsgroep maken dat het geen makkelijk beroep is, terwijl het wel een cruciaal beroep is, want zonder deurwaarders worden er geen vonnissen geëxecuteerd. En die kant krijgt vaak geen aandacht. Hoewel de btag-tarieven kostprijzen zijn die eigenlijk nauwelijks kostendekkend zijn, zijn de extra kosten voor een debiteur wel erg hoog. Dat is lastig uit te leggen. Daar gaan dan ook veel klachten over”, licht De Vries haar mening verder toe.
Met het ministerie van Justitie en Veiligheid is de KBvG in overleg hierover: hoe gaan we ervoor zorgen dat de gerechtsdeurwaarder zoveel mogelijk zorgt dat het oplopen van de kosten voor schuldenaren wordt tegengegaan, maar dat hij daar wel voor betaald wordt.
Hoe ligt de relatie tussen de Kamer en het Hof van beroep?
De Kamer heeft regulier overleg met het Hof. Het gaat er dan vooral om elkaar beter te leren kennen en elkaar weten te vinden, aldus De Vries, niet om concrete casussen te bespreken. Maar als het Hof bijvoorbeeld iets laat verschuiven in de jurisprudentie, dan zou de Kamer het Hof daar vragen over kunnen stellen.
Heeft u als voorzitter van de Kamer nog een boodschap aan de gerechtsdeurwaarders?
Soms is er onbegrip bij gerechtsdeurwaarders over hoe de Kamer werkt. Als een klacht bijvoorbeeld kennelijk ongegrond is verklaard bij voorzittersbeslissing, dan kan de klager verzet instellen. Gebeurt dat, dan móet de Kamer de zaak op zitting behandelen. Daar krijgen we wel eens reacties op zoals: ‘Gaat u die onzin nou echt behandelen?’ De Kamer is daartoe echter verplicht, dat staat ook in de Gerechtsdeurwaarderswet. De Kamer neemt elke klacht serieus. Marian de Vries heeft wat dat betreft veel respect voor de secretarissen, die af en toe klachten moeten doornemen die bijna onleesbaar zijn, vanwege de formulering of doordat ze handgeschreven zijn. Niet elke klager is hoogopgeleid, maar de klacht moet altijd welwillend worden gelezen. En voor gerechtsdeurwaarders geldt: het tuchtrecht is nou eenmaal onderdeel van het ambt en het draagt echt bij aan een goede uitoefening van het beroep.
Marian de Vries vindt de gerechtsdeurwaarders een bijzondere beroepsgroep, aan de ene kant zijn het ondernemers die risico’s willen nemen, aan de andere kant openbaar ambtenaar, wat met zich meebrengt dat je juist risicomijdend te werk moet gaan. Dat kan best schuren. Vanuit de ambtelijke taak moet de gerechtsdeurwaarder onafhankelijk zijn, maar als ondernemer is er toch een bepaalde afhankelijkheid van opdrachtgevers. Het grote voordeel van het ondernemerschap is wel dat gerechtsdeurwaarders efficiënt opereren en innovatief zijn. De tweedeling maakt wel dat het heel belangrijk is regelgeving te hebben, en toezicht en tuchtrecht.