Schuldenwijzer is een platform dat mensen met schulden een eenvoudig, beveiligd en online inzicht geeft van de eigen schulden en daarbij horende informatie.
Juridisch nieuws
Centraal staat de vraag of een op een schip gelegd beslag onrechtmatig was; ‘maritime lien’; art. 10:160 BW; recht van de Faeroër Eilanden; Deens recht; onverschuldigde betaling; onrechtmatige daad; geen misbruik van identiteitsverschil; geen vereenzelviging; geen benadeling in groepsverband; schadestaatprocedure.
Een van een Nederlandse bank afkomstige bankgarantie biedt voldoende vervangende zekerheid in de zin van artikel 6:51 lid 2 BW, zodat het gelegde conservatoire beslag moet worden opgeheven. Uitbetaling van de bankgarantie na vonnis dat in kracht van gewijsde is gegaan doet aan de geboden zekerheid niet af.
Kort geding; huurzaak. Vordering tot ontruiming vanwege ernstige geluidsoverlast toegewezen.
Art. 81 lid 1 RO. Procesrecht. Tijdigheid van verzet tegen verstekvonnis. Vermoeden van daad van bekendheid van veroordeelde door handelwijze van diens advocaat buiten rechte (art. 143 lid 2 Rv)?
Goederenrecht. Pandrecht. Is rangwijziging bij pandrecht mogelijk? Analoge toepassing van art. 3:262 lid 1 BW (hypotheekrecht)? Strekt de inningsbevoegdheid van de pandhouder zich uit over alle vorderingen die aan hem zijn verpand, ongeacht het beloop van de vordering waarvoor het pandrecht is verstrekt (art. 3:246 lid 1 BW)? In overweging ten overvloede komt Hoge Raad gedeeltelijk terug van HR 18 december 2015, ECLI:NL:HR:2015:3619.
Wettelijke geschillenregeling, 2:343 BW. Deskundige benoemd. Deskundige krijgt geen contact met gedaagden, ontvangt van de BV niet de verzochte inlichtingen nodig voor waardebepaling. Beschikking R-C, bevel tot medewerking, dwangsom. Binnentreding.
Een man moet een huurwoning in Amsterdam Nieuw-West verlaten.
In onderstaande zaak wil de curator gebruik maken van een recht van parate executie (recht van hypotheek) dat deel uitmaakt van de faillissementsboedel. De eigenaar van het uit te winnen pand verzet zich tegen de executie op grond van het argument dat de onderliggende lening, die volgens de curator is gesecureerd door het hypotheekrecht, niet bestaat. Het hof overweegt dat het hier gaat om een executiegeschil in de zin van artikel 438 Rv en dat de authentieke akte waarin het hypotheekrecht is vastgelegd heeft te gelden als executoriale titel. Vervolgens werkt het hof de norm uit welke moet worden gehanteerd bij een verzoek tot staking van de executie en zoekt daarbij aansluiting bij de in de rechtspraak van de Hoge Raad ontwikkelde normen voor het staken van de executie van een vonnis. Het hof overweegt dat bij die beoordeling het al dan niet bestaan van de, in de authentieke akte vastgelegde, gesecureerde vordering, alleen dan een rol speelt als sprake is van een kennelijke feitelijke of juridische misslag in de akte. Dat is door appellant onvoldoende onderbouwd. Het hof overweegt vervolgens dat andere belangen bij het staken van de executie door appellant niet zijn aangevoerd. De vordering tot staking van de executie wordt afgewezen. Het hof wijst erop dat als achteraf (in een separate procedure) de rechter vaststelt dat de gesecureerde vordering niet bestaat de executie de curator op eigen risico is doorgezet.